Tula leefde aan het eind van de achttiende eeuw als slaaf op Curaçao. Net als zoveel slaven droomde hij van een beter leven, van een leven in vrijheid. Op een dag, op 17 augustus 1795, vond hij de moed om in opstand te komen. Met een paar andere slaven lukte het hem om duizenden lotgenoten zover te krijgen dat ze hun plantages verlieten en samen een groot leger vormden. Toch heeft Tula eerst geprobeerd met de bestuurders van Curaçao te praten. Hij wilde ze uitleggen waarom het leven van de slaven onmenselijk was, dat de blanken de negerslaven nog slechter behandelden dan dieren. Maar de Koloniale Raad stuurde het leger op hen af. Ruim een maand duurde de strijd, die van Tula een martelaar, maar vooral ook een held maakte. Een held, die misschien wel vergeleken mag worden met iemand als Nelson Mandela.
Fragment Tula spreekt de groep slaven kort toe. ‘Blijf achter mij lopen en laat mij het woord doen. Wees niet bang. Houd je aan onze afspraak. We gaan niet werken. We willen onze vrijheid. In Saint Domingue zijn de slaven ook vrij. Dat is wat we willen!’
Sommige slaven knikken kalm, maar anderen zijn zichtbaar zenuwachtig. Vandaag komen ze in opstand tegen hun shon. Ze moeten altijd hard voor hun baas werken en hem beleefd groeten. Als ze iets doen wat verboden is, laat hij hen streng straffen. Wat zal hij doen als ze straks voor hem staan en Toela zegt dat ze niet meer voor hem willen werken? Zal hij hen allemaal laten afranselen? Of nog erger?
Met Tula voorop lopen ze het erf op. Onder aan de stenen trap die naar het grote huis leidt, blijven ze staan.
Het boek is ook in het Papiaments beschikbaar, klik HIER voor meer informatie.